Twee vriendinnen zijn op vakantie met hun dochters. Op de laatste dag gaat Tessa met Summer naar het strand, terwijl Gina en Milja bij het huisje blijven. Het wordt een helse tocht door de duinen, waar Tessa de zware bolderkar met haar slapende dochter doorheen sleept. Ze raakt de weg kwijt en haar telefoon is uitgegaan door de hitte. Het strand kan toch niet ver meer zijn.
Onderweg kijkt Tessa terug op haar leven met Summer. Ze werd zwanger van haar Ozzie, Dylan, de mooie jongen uit Australië. Toen Summer werd geboren, bleek ze ‘niet goed’ te zijn. Ik vermoed al snel dat het om het syndroom van Down gaat, maar dat wordt pas verderop zo genoemd. Dylan gaat er heel ontspannen mee om, terwijl Tessa juist boeken leest en alles wil doen om Summers ontwikkeling te stimuleren. Bij Tessa komen ook gedachten voorbij die ze nooit zou uitspreken. Ze had zich zo verheugd op een miniversie van zichzelf en met Summer komen haar dromen niet uit.