Annejan Mieras is basisschooljuf. Haar debuut begint dan ook op school, waar Fenna streng wordt toegesproken door de hoofdmeester. Ze heeft haar klasgenootje Tess gebeten. Dat gebeurde niet zomaar, want Tess doet steeds zo gemeen. Ze maakt nare opmerkingen over Fenna’s onderbroeken en ook over Fenna’s vader. Die woont sinds een halfjaar in de polder en ze hebben elkaar al een tijdje niet gezien. ‘Bestaat die vader van jou wel?’ zegt Tess.
Een Syrische jonge man fietst door de sneeuw over de grens van Rusland met Noorwegen. Hij heeft gehoord dat dit niet illegaal is. Lopend of met een auto mag niet, maar over fietsen staat niks in de wet. Onderkoeld komt hij aan bij het eenzame huis van Helena, midden in het bos. Zij ontfermt zich over de man, die later vertelt dat hij Nizar heet.
Deze verhaallijn in het nu is klein en mooi. Nizar slaapt lang en Helena kookt soep voor hem. Helena spreekt maar een beetje Engels, maar met handen en voeten komen ze een heel eind. Samen halen ze een kerstboom uit het bos. Hoe het afloopt, valt buiten dit boek. Het gaat meer om hun levens tot nu toe, die in terugblikken worden verteld.
Nizar komt uit Damascus, een kleurrijke stad. Hij houdt van zijn prachtige land en de mensen die er wonen. Maar het wordt er onveiliger en steeds meer mensen besluiten om te vluchten. Nizars vader ziet dat niet zitten, want wat blijft er nog over als iedereen vertrekt? Ook zijn moeder zal voor geen goud haar geboortegrond verlaten. Op een gegeven moment besluit Nizar om in zijn eentje te gaan. Hij vertelt het niemand.
The long way to a small, angry planet speelt zich af in de verre toekomst. Mensen leven al lang niet meer alleen op de grotendeels verwoeste Aarde, maar hebben zich verspreid over diverse planeten, manen en zonnestelstels. Sommige families leven al generaties lang in ruimteschepen. Dit klinkt als klassieke science fiction, waarin schrijvers zich helemaal kunnen uitleven in vreemde wezens en bloedstollende technische problemen. Becky Chambers heeft zich hierbij vooral gericht op de sociale interacties.
Dit boek speelt zich af op ruimteschip The Wayfarer, dat zich heeft gespecialiseerd in het maken van tunnels die ver uit elkaar gelegen delen van het heelal met elkaar verbinden. Met een speciale boor kunnen ze nieuwe wormgaten maken. De nieuwste bewoner van het schip is Rosemary, die is aangenomen als klerk die formulieren invult en de communicatie regelt, bijvoorbeeld als ze landen op een planeet. Door de ogen van deze jonge vrouw worden de andere ruimtevaarders geïntroduceerd. De kapitein en drie anderen zijn mensen. Daarnaast is er een soort reptiel en een wezen dat zichzelf als tweetal ziet. De dokter/kok heeft zes handen/voeten en ook zes paar stembanden. Gelukkig is er inmiddels een taal die ze allemaal spreken, al is het met een accent.
Jacqueline en Rosa zijn totaal verschillend, en toch waren ze veertig jaar geleden geliefden. Nu zijn ze 66 jaar, hun levens veranderen en ze denken terug aan vroeger. De Geliefden bestaat uit drie delen: Jacqueline, 1973 en Rosa. De hoofdstukken zijn kort en ik vlieg er doorheen.
Jacqueline is altijd alleen gebleven en heeft haar leven gewijd aan haar veeleisende kantoorbaan. Nu ze met pensioen is, heeft ze geen idee hoe ze haar dagen moet vullen. Ze is een rijke dame die nooit heeft nagedacht over de zin van haar leven. De leegte om haar heen laat herinneringen boven komen. Jacquelines moeder overleed toen ze vier jaar was. De band met haar vader is altijd koel geweest. Ze erfde zijn landgoed, dat ze net heeft verkocht om in een luxe bungalow te gaan wonen. In een opwelling neemt Jacqueline contact op met Eric, die net begonnen is als coach. Hij stelt kritische vragen en dat helpt haar. In de laatste zin van Jacquelines deel wordt ze gebeld door Rosa…
Achter de bergen ligt een klein dorp. De zon schijnt er maar drie maanden per jaar, want de rest van de tijd komt ze niet boven de bergruggen uit. De bevolking van het dorp is vergrijsd. Simone is met haar dertig jaar de jongste. Ze is als enige van haar generatie niet naar de stad verhuisd. Het dorpje heeft nog wel een winkel, een café en een kerk.
Na de dood van Simones vader adviseert Marie haar om een kamer te verhuren. In de zomer komt Eveline daar wonen. Zij doet onderzoek naar de planten die groeien op deze bijzondere plek die het grootste deel van de tijd in de schaduw ligt. Dat levert mooie gedachtes over planten op.
Eveline is het tegenovergestelde van de verlegen Simone: vrolijk, energiek, vol zin in het leven. Ze huppelt door het dorp en legt met iedereen contact. Ze maakt lange bergwandelingen, soms alleen, soms met Simone. Eveline kan zomaar verdwijnen en plotseling weer opduiken. Ze kookt heerlijke maaltijden voor Simone, die opbloeit, maar zich ook overweldigd voelt.
Twee eeuwen lang reisden mensen van Vriezenveen (in Twente) naar Sint-Petersburg om handel te drijven. Het boerenbestaan was hard en kende tegenslagen zoals mislukte oogsten. Om toch genoeg brood op de plank te krijgen, trok men naar Rusland om daar zaden en stoffen te verkopen. Deze handelaren werden De Rusluie genoemd. Familieleden moesten elkaar langere tijd missen en in de loop van de generaties ging men zich meer Russisch en minder Nederlands voelen.
Aan het begin van de achttiende eeuw reizen de Rusluie heen en weer. Elke zomer werken ze op het land en de wintermaanden brengen ze in Petersburg door. Vaak zijn het de mannen die erheen reizen en blijven de vrouwen met kinderen achter. Later blijven de mannen nog langer in Petersburg, als ze er hun eigen winkel hebben geopend. Sommigen trouwen met een Russische vrouw en krijgen een zoon die ook in de zaak kan komen; andere keren worden jongemannen uit Vriezenveen naar Petersburg gestuurd. Het aanbod wordt chiquer en de klanten rijker, maar verschillende keren hangt het voortbestaan van het bedrijf aan een zijden draadje. Huwelijken, niet altijd uit liefde, zorgen ervoor dat de winkel toch in de familie blijft.
De Iraanse Arghavan heeft een kringloopwinkel in Amsterdam. Bij alles wat ze verkoopt, heeft ze een verhaal. De winkel heeft vaste bezoekers, zoals de vrolijke danseres Anna en fluitist Mees. Tegenover de winkel staan judasbomen, met hun paarse sluiers. In De hemel is altijd paars staan veel mooie metaforen die over bomen gaan.
Arghavan vindt het niet altijd makkelijk om in Nederland te leven. Hoe zij denkt en doet sluit vaak niet aan bij anderen en dat maakt haar verlegen, vooral als ze twijfelt. Wat ze duidelijk observeert, durft ze soms wel te uiten, zoals hoe ze Nederlanders ziet:
Je moet werken, iedereen heeft het druk. Hoe drukker hoe beter. Je mag niet stilstaan, maar ondertussen vergeet je om te leven en te genieten van de simpele dingen.
Restmens draait om twee personages die anders zijn. Pim is zestien en verstandelijk beperkt. Zijn hoofdstukken hebben de vorm van een fictieve radio-uitzending, waarin Pim vertelt wat er allemaal gebeurt in zijn leven. David is bijna veertig en woont in een aanleunwoning, maar een paar jaar geleden was hij nog een flirterige man.
Ik moet flink wennen in dit boek, want Marjolein Visser houdt zich aan de schrijversregel ‘Show, don’t tell’. Als lezer krijg je maar af en toe een hint van Pims beperkingen en van hoe het komt dat David in een rolstoel zit en veel pijn lijdt. Bovendien zijn er in Davids hoofdstukken flashbacks, of toch niet, dan ga ik weer een alinea terug, maar zelfs dan weet ik niet altijd zeker wanneer het zich afspeelt. Er is in het midden een mooi langer hoofdstuk met Davids gedachten, maar ook daar raak ik verward: hij heeft het eerst over zijn moeder en dan is ‘zij’ ineens zijn ex-vriendin Eefje. Pas helemaal aan het einde ontmoeten de hoofdpersonen elkaar, daarvoor moet je dus continu schakelen tussen twee losstaande verhalen.
Koen is vijftien als hij zijn babyzusje Aukje meeneemt naar het wad. Hij wil haar laten zien hoe mooi het daar is, met de strandvogels en de zeehonden. De dokter heeft gezegd dat het meisje waarschijnlijk voor haar eerste verjaardag zal sterven. Koen wil dat ze dan in elk geval in het paradijs is geweest. Bij eb zal hij over het wad wandelen naar het eilandje met baken, waar hij al jaren door zijn verrekijker naar kijkt, maar nog nooit eerder is geweest.
De hoofdstukken waarin Janke Reitsma over deze wadlooptocht vertelt, wordt afgewisseld met terugblikken. Koen woont samen met zijn ouders op een afgelegen plek: tussen twee dorpen in, aan de dijk van de Waddenzee. Het gezin krijgt zelden bezoek. Dat is niet voor niks, want in het verleden had bemoeienis van buiten verstrekkende gevolgen. Wanneer Koen dertien is, wil hij weten wat er precies is gebeurd in zijn vroege jeugd, maar aan wie moet hij dat vragen?
Maria Sibylla Merian leefde rond 1700 en is bekend geworden door haar tekeningen van rupsen en vlinders. Als dochter van een Duitse schilder begon ze als meisje met het tekenen van bloemen. Daarbij horen ook insecten en Maria was gefascineerd door de wereld van kleine diertjes. Ze had er alles voor over om ook aan de andere kant van de oceaan vlinders te bestuderen. De proloog van De reis van haar leven vindt plaats in het regenwoud van Suriname. Als lezer weet je dus al dat het Maria lukt om haar grote droom waar te maken. Maar de eerste helft van het boek speelt zich af in Nederland.
Maria Merian woont met haar twee dochters in Friesland bij de labadisten, een geloofsgemeenschap. Maria kan zich echter niet zo voegen in de strenge regels en vertrekt naar Amsterdam. Als alleenstaande vrouw moet ze zelf de kost verdienen met haar schilderijen en tekenlessen. Dat is niet gemakkelijk, maar ze krijgt het voor elkaar. Haar dochters Dorothea en Johanna helpen mee met tekenen. Ze proberen de rupsen steeds af te beelden samen met de plant waar ze van eten en de vlinder die ze worden.