Achter de bergen ligt een klein dorp. De zon schijnt er maar drie maanden per jaar, want de rest van de tijd komt ze niet boven de bergruggen uit. De bevolking van het dorp is vergrijsd. Simone is met haar dertig jaar de jongste. Ze is als enige van haar generatie niet naar de stad verhuisd. Het dorpje heeft nog wel een winkel, een café en een kerk.

Na de dood van Simones vader adviseert Marie haar om een kamer te verhuren. In de zomer komt Eveline daar wonen. Zij doet onderzoek naar de planten die groeien op deze bijzondere plek die het grootste deel van de tijd in de schaduw ligt. Dat levert mooie gedachtes over planten op.
Eveline is het tegenovergestelde van de verlegen Simone: vrolijk, energiek, vol zin in het leven. Ze huppelt door het dorp en legt met iedereen contact. Ze maakt lange bergwandelingen, soms alleen, soms met Simone. Eveline kan zomaar verdwijnen en plotseling weer opduiken. Ze kookt heerlijke maaltijden voor Simone, die opbloeit, maar zich ook overweldigd voelt.
Verder lezen