Twee eeuwen lang reisden mensen van Vriezenveen (in Twente) naar Sint-Petersburg om handel te drijven. Het boerenbestaan was hard en kende tegenslagen zoals mislukte oogsten. Om toch genoeg brood op de plank te krijgen, trok men naar Rusland om daar zaden en stoffen te verkopen. Deze handelaren werden De Rusluie genoemd. Familieleden moesten elkaar langere tijd missen en in de loop van de generaties ging men zich meer Russisch en minder Nederlands voelen.
Aan het begin van de achttiende eeuw reizen de Rusluie heen en weer. Elke zomer werken ze op het land en de wintermaanden brengen ze in Petersburg door. Vaak zijn het de mannen die erheen reizen en blijven de vrouwen met kinderen achter. Later blijven de mannen nog langer in Petersburg, als ze er hun eigen winkel hebben geopend. Sommigen trouwen met een Russische vrouw en krijgen een zoon die ook in de zaak kan komen; andere keren worden jongemannen uit Vriezenveen naar Petersburg gestuurd. Het aanbod wordt chiquer en de klanten rijker, maar verschillende keren hangt het voortbestaan van het bedrijf aan een zijden draadje. Huwelijken, niet altijd uit liefde, zorgen ervoor dat de winkel toch in de familie blijft.
Verder lezen