Frieda Belinfante was de eerste vrouw ter wereld die de vaste dirigent werd van een professioneel orkest. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat ze in het verzet, terwijl ze zelf joods was. Toni Boumans merkt dan ook op aan het begin van haar biografie:
Ik wist (…) dat het boek niet meer zou moeten zijn dan een eenvoudige chronologische weerslag van de belangrijke momenten uit haar leven. Zonder ingewikkelde capriolen. Haar leven zelf voldeed.
Deze zin staat aan het einde van de proloog, die ik een beetje lastig vind. Er worden namelijk veel mensen in geïntroduceerd: auteur Toni Boumans vertelt aan Frieda’s Californische vriendin Bobbie over Frieda’s voorouders. Zij waren Sefardische joden en de muzikaliteit gaat een paar generaties terug. Gelukkig is de rest van het boek chronologisch ingedeeld. Frieda’s leven blijkt inderdaad spannend genoeg om me steeds te blijven boeien.
