In de vijftiende eeuw woont Hasse Simonsdochter in Kampen. Hasse wordt met de nek aangekeken, ook door haar eigen familie. Daarom is ze niet graag thuis en brengt haar dagen door in het buitengebied, waar ze leert om op eigen houtje te overleven. Ze bouwt hutten en maakt haar eigen boog met pijlen, om konijntjes mee te schieten. Op een dag hoort ze een paar mannen met een kudde ossen aankomen. Hasse verstopt zich snel, maar wordt ontdekt door de mannen. Ze vallen haar lastig. Hasse slaat en bijt, maar de drie mannen zijn te sterk voor haar. Dan komt er een ruiter voorbijgereden, die haar redt. Daarbij doodt hij per ongeluk één van de mannen.
Thea Beckman schrijft heel beeldend. Haar taalgebruik doet hier en daar ouderwets aan, wat niet verwonderlijk is voor een boek uit 1983. Het past ook wel bij een historische roman. De beschrijvingen vind ik soms te uitgebreid. En ook de historische context is behoorlijk taai. Ik bezoek Wikipedia om wat te lezen over de Hoekse en Kabeljauwse twisten, maar het is een ingewikkeld verhaal, dus ik haak snel af. Maar Hasses verhaal interesseert me wel!
Verder lezen