In een Pools gehucht woont een oudere vrouw. Ze is één van de drie inwoners die er de winter doorbrengen en ze houdt dan de huizen in de gaten van degenen die er alleen in de zomer wonen. Verder is deze mevrouw Duszejko lerares Engels. Ze houdt meer van kinderen en dieren dan van grote mensen. Eerst woonde ze nog samen met twee honden, maar die zijn verdwenen. Ze is ervan overtuigd dat de jagers ze hebben vermoord. Ze vindt het al vreselijk dat er op allerlei wilde dieren wordt geschoten, maar dat haar eigen meisjes er nu de dupe van zijn geworden is onverteerbaar.
Elke daad gaat uiteindelijk in de vorm van kleine fotontrillingen de Kosmos in, als een film, en zal tot het einde der tijden door de planeten worden bekeken.
Olga Tokarczuk laat de wereld zien door de ogen van Janina Duszejko. Wat als eerste opvalt is dat bepaalde woorden met een hoofdletter beginnen: Reeën, Nacht, Eksters, maar ook Woede, Politie en Straf. Ik denk dat het een manier is om die woorden nadruk te geven. Mevrouw Duszejko geeft mensen vaak een bijnaam, omdat ze hun echte namen maar willekeurig vindt en moeilijk te onthouden. In het begin vind ik Eunjer een rare naam voor een Poolse buurman, maar dat blijkt een Nederlands woord dat zoiets betekent als ‘een magisch wezen met boze bedoelingen’. Ik ben wel benieuwd wat de beweegredenen van vertalers Charlotte Pothuizen en Dirk Zijlstra is geweest om deze term te gebruiken. Zij hebben verder voortreffelijk werk geleverd.
Verder lezen