In de negentiende eeuw vertrekt de vader van Bess voor een lange reis door Amerika: vanuit het oosten gaat hij met zijn paard richting het westen. De aanleiding is een krantenartikel over botten van enorme beesten, die daar in het westen gevonden zijn. John Bellman is ervan overtuigd dat die mammoeten nog ergens rondlopen en hij wil ze vinden. Bess is tien jaar en blijft achter bij haar tante. Haar moeder is overleden.

Bellman huurt na een tijdje een Indiaanse jongen in, die hem helpt om de weg te vinden en te overleven. Ze reizen met een kano en twee paarden. Bellman geeft de Indiaan af en toe iets om hem voor zijn diensten te betalen: een kralenketting, een breipen of een zakdoek. Het leven in de wildernis wordt steeds zwaarder als Bellmans kleding slijt en hij steeds magerder wordt.
Verder lezen


