Vader, moeder en Rixt zitten aan tafel, elk in gedachten verzonken. De ogen gericht op een vertrouwd stilleven, de uitstalling van platte borden, brood en potjes zoetigheid, de drie theemokken waaruit wolkjes opstijgen die als lege tekstballonnnen tussen hen in hangen.
Op de eerste bladzijde van De ent vind ik al wat ik had verwacht: een beschrijving van een eenvoudig tafereel met een mooie metafoor. Ik wilde al zo lang iets van Jannie Regnerus lezen en heb besloten om te beginnen met haar eerste roman. Daarvoor heeft ze geschreven over periodes dat ze in het buitenland woonde. Voor dit boek keerde ze terug naar haar geboortegrond in het noorden van Friesland.
Sanmao was een Chinese die in de jaren zeventig in de Sahara ging wonen. Haar verhalen over wat ze daar meemaakte werden al gauw populair in China. Pas een paar jaar geleden werden ze vertaald in Westerse talen, waaronder het Nederlands in 2019. In het voorwoord geeft vertaler Annelous Stiggelbout wat achtergrondinformatie, zodat je als lezer de context begrijpt. Daarna volgt een brief van Sanmao aan haar lezers, waaruit blijkt hoe beroemd ze was.
Sanmao is een nieuwsgierig en reislustig mens. Samen met haar Spaanse geliefde José gaat ze in een stadje in de Sahara wonen, dat in die tijd onder het bestuur van Spanje staat. José werkt in een fosfaatmijn, 100 kilometer verderop. Hij doet zijn best om elke dag bij Sanmao te komen eten. Het leven in de woestijn kent geen luxe. Overdag is het verzengend heet en ’s nachts ijskoud. José en Sanmao hebben een klein huisje, dat ze toch met smaak weten in te richten. Ze maken al gauw contact met de buren, die van alles komen lenen, wat ze zelden terugbrengen.
In mijn zomervakantie lees ik altijd een boek van Renate Dorrestein. Dit jaar had ik gekozen voor de enige roman die ik nog niet van haar had gelezen: Zonder genade. Het verhaal over een echtpaar waarvan de zoon is doodgeschoten in de disco sprak me niet zo aan. Daarna besloot ik om Heden ik te lenen uit de bieb. Dit gaat over Renates ervaringen met de ziekte ME. Ze schreef het tijdens de eerste jaren dat ze eraan leed en het kwam uit in 1993.
Het boek begint met een citaat van Susan Sontag, dat ik herken van Welkom in het rijk der zieken van Hanna Bervoets. Als chronisch zieke lijk je in een andere wereld te leven, met andere wetten en mogelijkheden. Renate Dorrestein is een levendige dertiger en bekende schrijver als ze binnen korte tijd aftakelt. Ze was altijd een goede slaper, maar de ziekte berooft haar van haar nachtrust, ook al is ze overdag altijd moe. Verder verliest ze spierkracht en doen haar hersenen raar.
Zoals veel chronische ziektes, verloopt ook ME grillig. Af en toe lukt het Renate om zich bij elkaar te rapen en gauw een paar regels te schrijven. Of ze geeft eens een lezing, maar lang niet meer zo veel als vroeger. Als mensen haar dan zien praten, vragen ze zich af of ze wel echt ziek is. Of zou het psychisch zijn?
Een dodelijk virus zorgt ervoor dat vlees van koeien en varkens niet meer te eten is door mensen. Huisdieren moeten worden afgemaakt. Dierentuinen raken in verval. Maar mensen willen vlees; ze denken dat ze dat nodig hebben om gezond te blijven. Dus stappen slachterijen over op ‘speciaal vlees’. Het is verboden om het kannibalisme te noemen en men heeft het over producten, drachtige wijfjes, exportkwaliteit. Het vlees is vaak genetisch gemanipuleerd om het nog malser en verslavender te maken.
In deze wereld leeft Marcos Tejo. Hij werkte vroeger in de slachterij van zijn vader. Ook na de Transitie is hij in de vleesindustrie blijven werken, waar nu mensen worden gekweekt en geslacht. Het vraagt veel van hem; ’s nachts heeft hij nachtmerries. Hij heeft zijn royale salaris nodig om het verzorgingstehuis voor zijn demente vader te betalen.
Als het in een boek over Nederland in de jaren vijftig gaat, geeft dat me vaak een nostalgisch gevoel. Er komen dan beelden op van toen ik als kind bij mijn opa en oma was, die geen televisie maar wel een kolenhok, een petroleumstel en een trekbel hadden. Aan het begin van het dikke, autobiografische Pier en oceaan weet Oek de Jong de sfeer van toen meteen op te roepen, met het gerinkel van melkflessen in de straat. Maar ook het beklemmende gevoel is er direct, want Dina is zwanger geraakt terwijl ze nog niet is getrouwd met Lieuwe. Ze hebben al zeven jaar verkering en plannen om te trouwen zodra hij zijn dienstplicht heeft vervuld. En toch is het een schande dat ze nu in verwachting is. Dina voelt zich diep ongelukkig.
Het perspectief blijft nog een tijd bij Dina, totdat haar zoon Abel oud genoeg is om herinneringen te hebben. Hij is de hoofdpersoon van het boek. Maar eerst gaat het nog over Dina’s geheime liefde Elena. Hun gevoelens zijn sterk, maar Dina wil kinderen en kiest toch voor haar verloofde. Dat geworstel met emoties komt later in alle hevigheid terug in Abels tienertijd.
Abel groeit op midden in de natuur. Hij vindt het heerlijk om naar de kikkertjes te kijken in de sloot waar hij later met een polsstok overheen springt. Met opa gaat hij zeilen op de Friese meren. Als het gezin naar Zeeland verhuist, gaat Abel vaak zwemmen in de Oosterschelde. Later rijdt hij op zijn brommer door de weilanden en gaat mee varen met een vriend. De natuurbeschrijvingen blijven prachtig.
Omdat ik eerder zo had genoten van Hier wonen ook mensen, verheugde ik me erg op de nieuwste verhalenbundel van Rob van Essen. Het is toch heerlijk om af en toe gewoon wat leuks te lezen, waar je om kunt lachen. In deze donkere tijden heeft Een man met goede schoenen me goed gedaan. De verhalen zijn lekker kort: gemiddeld twaalf bladzijden.
In de verhalen wordt regelmatig gewandeld en gefilosofeerd:
Ik loop er graag, ik hou van lange, rechte wegen, in mijn hoofd zitten al kronkels genoeg.
En dan komt hij iets of iemand vreemds tegen:
Soms zie je iets wat onmogelijk is en waardoor de wereld in een onbekende plek verandert. Je dacht dat je er thuishoorde, maar dat is niet zo; opeens maakt het vreemde waarvan je schrikt jou ook vreemd.
Laatst kreeg ik het Zeeuwse boekenweekgeschenk cadeau van medeblogger Jannie. Ze wist dat ik eerder had genoten van andere boeken van Carolijn Visser, die veel heeft gereisd en de kunst verstaat om verhalen van gewone mensen meeslepend te vertellen. Ze schreef De vader van Grace speciaal voor de Zeeuwse boekhandels, maar het is ook buiten Zeeland te koop.
Carolijn groeide op in Middelburg. Toen ze eens bij haar vriendinnetje Grace thuis kwam, was ze onder de indruk van de vader die ze daar aantrof. Die had namelijk een donkere huid. Het was Carolijn nooit echt opgevallen dat Grace lichtbruin was. Als volwassene vertelde Grace dat ze in haar kindertijd zelden werd gediscrimineerd. De twee vriendinnen waren elkaar toevallig tegengekomen en raakten weer in gesprek.
Voor zijn vijftigste verjaardag nodigt Pieter zijn vrienden van vroeger uit. Toen ze achttien waren, maakten ze met z’n achten een boottocht op het IJsselmeer. Nu is het tijd voor een reünie.
Zijn jeugdvrienden zijn de enigen met wie hij zichzelf kan vergelijken, durft te vergelijken. Ze zijn in hetzelfde dorp geboren. Ze hebben dezelfde boeken gelezen, ze zijn in hetzelfde geloof grootgebracht en hebben dezelfde kansen gehad. Tijdens de vakanties waren ze altijd samen. Zijn jeugdvrienden zijn de ideale ijkmaat, de ideale ruis bij wat hij over zichzelf te vertellen heeft. Hun illusies en ontgoochelingen, hun waarheden en leugens en kwalen heeft hij nodig om de zijne onder ogen te zien.
In het eerste deel van De dijk waarlangs we lagen begint de bijeenkomst met een toespraak van Pieter, waar niemand echt naar luistert. Ondertussen begint het buiten te stormen. Het tweede deel bestaat uit acht hoofdstukken, waarin het perspectief telkens bij een ander van de vrienden en vriendinnen ligt. Eerst de vier mannen, dan de vier vrouwen.
Renate Dorrestein heeft de geschreven en ongeschreven literaire regels aan haar laars gelapt in De leesclub. In de eerste zin weet je al dat schrijver Gideon de Wit het niet heeft overleefd. Zeven vrouwen van middelbare leeftijd zitten in de rechtszaal en vertellen hoe het zover is gekomen. Al jarenlang vormen ze een leesclub waarvoor ze telkens een schrijver uitnodigen in de bibliotheek. Deze keer gaat het echter anders: ze ontmoeten de beroemde schrijver Gideon de Wit tijdens een literaire cruise naar Schotland, onder de titel ‘In de geest van Moby Dick’. Het wordt één groot drama, dat met veel droge humor wordt verteld. Ik heb er ontzettend om gelachen.
De moord op Commendatoreis zo dik dat het in Nederland als twee boeken is uitgegeven, maar het is één doorlopend verhaal. Er zijn veel zijstraatjes en toch hangt het allemaal nauw met elkaar samen. De hoofdpersoon is een dertiger die net gescheiden is. Hij besluit om zijn beroep als portretschilder tijdelijk te onderbreken. Na een zwerftocht per auto door Japan gaat hij in het huis van de vader van een vriend wonen, op een afgelegen plek in de bergen. De vader van de vriend is dementerend, maar hij was een beroemd schilder. De hoofdpersoon (een naam krijgt hij niet) vindt een schilderij van hem op zolder. Hij haalt het tevoorschijn en dat zet iets in werking. Een hele reeks mysterieuze gebeurtenissen volgt, waarin figuren uit het schilderij een levende rol spelen. Verder zijn er de buurman uit de prachtige witte villa aan de overkant van het dal en een tienermeisje dat ook in de bergen woont.