Binnen een paar bladzijden van deze dikke pil voelt het alweer vertrouwd aan: ik bevind me in de wereld van Haruki Murakami. Daar lopen dromen en werkelijkheid door elkaar, zijn er parallelle werelden en beleven mensen de gekste dingen. Het doet sprookjesachtig aan, of moet je het surrealistisch noemen? Het is niet te begrijpen. Er zijn lezers die er niks mee hebben, maar ik houd ervan en laat me meeslepen.
Kafka op het strand draait om twee hoofdpersonen, waarvan de wegen elkaar pas na een hele tijd kruisen. Het begint met een jongen van vijftien die wegloopt van huis. Hij reist zo ver hij kan binnen Japan en komt dan terecht in een particuliere bibliotheek, die ooit is opgericht door een rijke familie. De bieb is de enige plek waar je als kind alleen heen kunt gaan, betoogt Murakami. Het is er veilig en je kunt opgaan in allerlei verhalen. Dat doet de jongen, die zichzelf Kafka heeft genoemd. De bibliothecaris schiet hem te hulp en biedt hem een slaapplek.
Verder lezen