Na de dood van haar echtgenoot, Arend Jan Heerma van Voss, blikt Christien Brinkgreve terug op hun huwelijk. Ze hielden veel van elkaar, maar het was ook zwaar. Dat is goed te zien aan de staat van hun huis: slecht onderhouden en volgestopt met oude spullen. Heel langzaam gaat ze opruimen. Familieleden helpen mee om te beslissen wat weg kan en wat bewaard moet blijven. Het is nu haar huis en ze probeert het zich eigen te maken, maar haar zonen hebben nog steeds een mening over hoe het zou moeten zijn.
Ik aarzel nu over hoe ik de schrijver in het vervolg zal aanduiden. Ze voelt niet als iemand die ik zomaar met de voornaam aanspreek, maar bij de achternaam vind ik zo zakelijk. Zal ik toch maar gewoon Christien zeggen? Ik vind dat ze prettig schrijft en haar verhaal fascineert me. Ze geeft een kijk in de ziel, heel open, terwijl haar huwelijk zo beklemmend kon zijn. Christien was bezig met haar proefschrift toen ze in contact kwam met A, zo duidt ze hem in dit boek aan. Ze vielen voor elkaar terwijl hij nog getrouwd was, of misschien lag hij al in scheiding. Hij had twee dochters, die regelmatig bij hem en Christien kwamen logeren. Daardoor werd haar verlangen naar kinderen aangewakkerd en ze kregen twee zonen.
Verder lezen






