Meteen op de eerste bladzijde van Let op mijn woorden signaleer ik de eerste rake zinnen, als Lise haar vader observeert die net als zij niet kan slapen:
Ze vroeg zich af waarom hij de lamp niet had aangestoken. Waarom hij naar buiten keek terwijl er niks te zien viel. Of hij nadacht over iets moois of iets vervelends, over iets wat verschoof of iets wat bleef. Of hij nog droomde en waarvan dan. Hoe hij vroeger was geweest.
Zo’n opsomming gebruikt Griet Op de Beeck wel vaker, maar niet te vaak. Ook de thematiek is niet nieuw: het gaat weer over een disfunctioneel gezin. Lise is vijftien en balanceert tussen haar ouders, probeert de boel bij elkaar te houden als haar vader weer eens een dronken bui heeft. Of als haar moeder aandacht wil omdat ze zichzelf zielig of juist geweldig vindt. Lises broertje David vlucht zo vaak hij kan naar vriendjes, terwijl Lise zich verantwoordelijk voelt. Ze moet haar familie ook wel koesteren, want de twee vriendinnen die ze had hebben de vriendschap onlangs verbroken.
Verder lezen