Rond 1950 koopt Valeria een schrift in de tabakszaak bij haar om de hoek in Rome. Het is zondag en de verkoper zegt: dat is verboden! Want eigenlijk mag hij op zondag alleen tabak verkopen. Maar ze haalt hem over en ze begint stiekem te schrijven. Terwijl ze haar diepste gedachten aan het papier toevertrouwt, beschouwt ze haar eigen leven. Is ze wel zo gelukkig als ze zichzelf altijd heeft voorgehouden?
Valeria is 43 jaar, net als ik op dit moment. Toch beschouwt ze zichzelf vaak als een oude vrouw. Haar twee kinderen zijn bijna volwassen: Mirella is 19 jaar en Riccardo een jaar of 22. Terwijl zij hun weg in het leven zoeken, vraagt Valeria af of ze wel de juiste levenskeuzes heeft gemaakt: ze is jong getrouwd met Michele en kreeg daarna al snel kinderen, die overigens zeer gewenst waren. Sinds de oorlog hebben ze het niet breed en daarom is Valeria weer gaan werken. Op kantoor heeft ze steeds meer verantwoordelijkheden gekregen. Maar thuis noemt iedereen haar ‘mama’ en lijken ze op haar neer te kijken, terwijl ze geen moment stil zit. Alleen ’s nachts, als iedereen naar bed is, heeft Valeria tijd voor zichzelf. En dan schrijft ze.
Als kind heb ik zo genoten van De geheime tuin! Toen ik het in de Grote Vriendelijke 100 zag staan, besloot ik om het te herlezen. Deze keer koos ik voor de prachtige editie met illustraties van Inga Moore en de vertaling uit het Engels door E. Veegens-Latorf uit 1983. Er is in 2022 een vertaling door Imme Dros verschenen en ik heb er nog over gedacht om die uit de bieb te halen, maar dat boek was uitgeleend en ik wilde graag verderlezen. Voor kinderen zou ik wel de nieuwere vertaling aanraden, want deze heeft hier en daar wat oubollige woorden. Verder leest het verrassend vlot voor een boek dat voor het eerst verscheen in 1911.
Twee Vlaamse zussen wonen samen in hun ouderlijk huis. Hun vader was notaris en hij overleed terwijl beide dochters nog ongehuwd waren. Inmiddels is Georgine 20 jaar en Marie al 30 jaar oud. Verschillende personen uit het dorp zouden wellicht geschikt zijn als huwelijkspartner, waaronder de jonge notaris die hun vader heeft opgevolgd en gebruik mag maken van zijn werkkamer. De overbuurman Luc Hancq trekt echter de meeste aandacht van de dames. Hij komt regelmatig bij ze langs. Zijn huwelijkse staat weerhoudt hem er niet van om oog te hebben voor vrouwelijk schoon.
Virginie Loveling beschrijft dit alles in mooie Vlaamse zinnen van meer dan een eeuw geleden. Een revolverschot wordt haar beste roman genoemd. Het werd voor het eerst uitgegeven in 1911. Annelies Verbeke heeft de spelling gemoderniseerd en een aantal woorden van voetnoten voorzien, waar door het gemakkelijker te lezen is voor wie nu leeft. Het vraagt nog steeds iets meer dan gemiddeld van de lezer, maar ik vind het goed te doen en geniet van de taal. Soms zijn de zinnen wel erg lang of ik begrijp een woord niet helemaal, maar het verloop van het verhaal is prima te volgen.
De sfeer wisselt gedurende het boek. Er is veel drama, maar er zijn ook idyllische stukjes bij, waarin de dorpse natuur wordt beschreven. Dan gaat het bijvoorbeeld over zingende vogels. Het kan letterlijk bedoeld zijn, maar ook symbolisch.
De figuurlijke zon was opgegaan en blonk in goud van morgengloren over het spiegelvlak van Marie’s innerste wezen, er de blauwe hemel en de laatste verdampende nevelwolkjes van twijfel in weerkaatsend.
Na de dood van de vrouw van Luc Hancq hoopt de oudste zus met hem te kunnen trouwen. Tijdens een dromerige scène kust Luc haar en Marie vat hun gesprek zo op dat hij zich met haar wil verloven. Als lezer meen ik echter dat hij dit helemaal niet zo bedoelt. Later bekent Georgine aan Marie dat ze ook op Luc valt en eveneens in de veronderstelling is dat ze zich binnenkort zullen verloven. Voor de zussen is dit een grote ontdekking, terwijl vanaf het begin van het boek al duidelijk is dat ze op dezelfde man vallen. Het heeft grote gevolgen en het verhaal wordt nog spannender dan het al was!
Een revolverschot is een goed boek, dat je meeneemt naar een andere tijd. Het is terecht dat deze klassieker weer onder de aandacht is gebracht.
Luister ook naar de aflevering over dit boek van de podcast Fixdit, over klassiekers van vrouwelijke schrijvers.
Communiste Hanna vlucht in 1934 vanuit Duitsland naar Praag. Haar man Karl zit in de gevangenis. In haar eentje wandelt Hanna de grens over, stiekem door het bos. Dan neemt ze een bus en een trein. Ze is in Praag geboren, al heeft ze nu de Duitse nationaliteit. Het is bijzonder om weer terug te zijn in die prachtige stad.
In Praag woont Hanna’s broer, maar daar kan ze niet blijven. Dus gaat ze naar het vluchtelingenhuis van de Duitse communisten. Daar zitten de mensen zich stierlijk te vervelen. Vluchtelingen mogen niet werken. Ze leven in armoede. Hanna weet toch werk te vinden, bij een krant. Ze vertaalt artikelen uit buitenlandse kranten. Ze heeft de geheime opdracht om communistisch gedachtegoed de krant in te smokkelen.
De jaren zeventig: ik heb ze zelf niet meegemaakt, maar door oude verhalen heb ik er wel een beeld en gevoel bij. En dan is er koffie verscheen voor het eerst in 1976 en sloeg toen in als een bom. Hannes Meinkema neemt immers geen blad voor de mond en schrijft openlijk over wat geheim wordt gehouden.
Met zeven perspectieven is het in het begin even opletten, maar ik vind het niet moeilijk om te volgen wie wie is: moeder Cora, vader Jacques, dochters Rosa en Arja, zoon Jaap en zijn vriendin Josien. En Douwe, Rosa’s scharrel. Rosa is lerares op een middelbare school. In haar vrije tijd is ze een losbol die veel drinkt en feest. Haar moeder belt regelmatig op en dat stoort Rosa mateloos, vooral als ze haar roes aan het uitslapen is. Ook tussen de andere leden van het gezin klikt het totaal niet.
In 1843 werd Grace Marks veroordeeld voor de moord op haar werkgever. Ze was toen zestien jaar en werkte als dienstmeisje voor Thomas Kinnear, een alleenstaande man. De moord werd gepleegd door een mannelijke bediende, die de doodstraf kreeg. De rol van Grace bleef onduidelijk vanwege tegenstrijdige verklaringen en daarom werd haar straf omgezet in levenslang. De huishoudster werd ook vermoord, maar voor haar is nooit een rechtszaak geweest, omdat de straffen al hoog genoeg waren.
Alias Grace begint met fragmenten uit verschillende bronnen, waardoor het wat moeite kost om erin te komen. Er zijn gedichten, stukjes uit kranten en brieven. Het verhaal krijgt vaart als dokter Simon Jordan geïnteresseerd raakt in Grace. In een serie gesprekken vertelt Grace haar levensverhaal aan de arts. De moord is op dat moment zestien jaar geleden. Grace werkt inmiddels in het huishouden van de gevangenisdirecteur, terwijl ze de nachten nog doorbrengt in haar cel. Ze heeft ook een tijdje in een psychiatrische instelling gezeten. Simon Jordan droomt ervan om zijn eigen psychiatrische ziekenhuis te beginnen, maar hij moet zich nog bewijzen als onderzoeker. Hij wil Grace helpen om haar geheugen terug te krijgen, want van het moment van de moord kan ze zich niets herinneren. Bovendien zou een rapport van hem Grace vrij kunnen krijgen.
De torens van februari is een dagboek van een jongen. Het begint op 30 februari: de dag waarop hij op het strand staat en zijn geheugen is verloren. Hij heeft geen idee wie hij is, hoe hij heet of waar hij vandaan komt. De jongen loopt wat rond en komt bij een hutje waar een oude man woont. Die vangt hem op. De jongen wordt door de oude man ‘Tim’ genoemd. Ook in de spiegel herkent Tim zichzelf niet.
De oude man moedigt Tim aan om te gaan schrijven. Zelf heeft hij een kist vol schriften, maar daar mag de jongen niet aan komen. De jongen vindt in zijn zak een schriftje waarin hij zijn dagboek begint. Achterin zijn een aantal pagina’s beschreven met teksten die hij moeilijk kan lezen. Er staat bijvoorbeeld het woord ‘amoixa’. Wat zou dat betekenen?
Op haar zeventiende ging Karen Armstrong het klooster in, met de bedoeling haar leven als non door te brengen. Na zeven jaar trad ze echter uit. Tien jaar later verscheen Through the narrow gate, waarin ze terugblikt op haar kloosterjaren. In het voorwoord uit 1994 vertelt ze dat ze tijdens het schrijven van dit boek dacht dat ze klaar was met religie. Maar nadat het verscheen, kreeg ze een uitnodiging van de BBC om een documentaire over Paulus te maken. Van het één kwam het ander, ze raakte geïnteresseerd in andere religies en verdiepte zich in de theologie. Dat resulteerde in fascinerende, originele boeken, waarvan ik er een paar met veel belangstelling heb gelezen.
Na het voorwoord begint Door de nauwe poort met Karens jeugd in een katholiek gezin. Ze zat op school bij de nonnen en kwam zo al vroeg in aanraking met het religieuze leven. Toch schrokken haar ouders toen ze aankondigde non te willen worden. Karen vond het moeilijk uit te leggen, maar haar ouders lieten haar gaan. Tegen een roeping van God kan je immers weinig doen.
Karen besloot in te treden bij de onderwijsorde van de zusters waar ze zelf bij op school had gezeten. ‘Het is wel een heel strenge orde,’ had het schoolhoofd zuster Katherine gewaarschuwd. Karen wist dat het moeilijk zou worden, maar ze was bereid om alles te geven om God te vinden. Hoe zwaar het werkelijk was, weet ze zich jaren later nog wonderlijk goed te herinneren. Karens intrede was in 1962, vlak voor het Tweede Vaticaans concilie dat veel zou veranderen in de Rooms-katholieke kerk. Ze was dus één van de laatsten die deze strenge opleiding kreeg.
Een paar jaar geleden had ik een Chinese collega. Zij vertelde me over één van haar lievelingsschrijvers: Eileen Chang. Haar werk is niet in het Nederlands vertaald, maar wel in het Engels. (Dit boek is wel in het Nederlands vertaald! Zie de reacties onder dit artikel.) De bibliotheek in de provincie Utrecht heeft één van haar boeken in de collectie: Half a lifelong romance, dat voor het eerst verscheen in 1948. De vertaling van Karen Kingsbury uit 2014 vind ik erg goed, want het Chinese schijnt erin door, terwijl de zinnen goed lopen.
De roman speelt zich af itijdens de jaren 1930 in Shanghai. Shuhui en Shijun, twee mannen die collega’s en vrienden zijn, ontmoeten Manzhen tijdens de lunch. In de periode die volgt, lunchen ze elke dag met haar samen. Shijun zegt daarbij veel minder dan de andere twee. In stilte wordt hij verliefd op Manzhen. Het duurt even voor hij dat aan haar durft te bekennen en dan gaat het nog in zeer bedekte termen. Maar zij begrijpt het. Hun impliciete manier van communiceren maakt het niet makkelijker, maar ook de omstandigheden zijn niet ideaal.
In de vijftiende eeuw woont Hasse Simonsdochter in Kampen. Hasse wordt met de nek aangekeken, ook door haar eigen familie. Daarom is ze niet graag thuis en brengt haar dagen door in het buitengebied, waar ze leert om op eigen houtje te overleven. Ze bouwt hutten en maakt haar eigen boog met pijlen, om konijntjes mee te schieten. Op een dag hoort ze een paar mannen met een kudde ossen aankomen. Hasse verstopt zich snel, maar wordt ontdekt door de mannen. Ze vallen haar lastig. Hasse slaat en bijt, maar de drie mannen zijn te sterk voor haar. Dan komt er een ruiter voorbijgereden, die haar redt. Daarbij doodt hij per ongeluk één van de mannen.
Thea Beckman schrijft heel beeldend. Haar taalgebruik doet hier en daar ouderwets aan, wat niet verwonderlijk is voor een boek uit 1983. Het past ook wel bij een historische roman. De beschrijvingen vind ik soms te uitgebreid. En ook de historische context is behoorlijk taai. Ik bezoek Wikipedia om wat te lezen over de Hoekse en Kabeljauwse twisten, maar het is een ingewikkeld verhaal, dus ik haak snel af. Maar Hasses verhaal interesseert me wel!