Het is een dikke pil, deze biografie van twee zussen die leefden tussen 1866 en 1944. Elisabeth Leijnse legt niet uit wat de aanleiding voor dit boek was, niet aan het begin en ook niet aan het einde, behalve dat er veel bronmateriaal is. Ze begint zomaar te vertellen over de ouders van Cécile en Elsa, die van adel waren, maar niet heel rijk. Er komen al snel heel wat namen voorbij.
Cécile en Elsa de Jong van Beek en Donk worden erg beschermd opgevoed. Ze gaan niet naar school, maar krijgen samen thuis les van een juffrouw. Hierbij ligt de nadruk op vreemde talen, waarvan de zusjes er een paar vloeiend leren spreken en schrijven. In het boek staan foto’s uit het familie-archief, wat een beeld geeft van hoe deze mensen eruitzagen en waar ze woonden.
Verder lezen



