In de nabije toekomst ziet onze maatschappij er heel anders uit dan nu. Alleen volwassenen van boven de veertig weten nog hoe het vroeger was. Tiener Lauren woont in een buurtje waar muren omheen staan. Daarbuiten moet je altijd op je hoede zijn en het beste kan je een wapen meenemen. Het wemelt er van de arme sloebers. Veel mensen zijn verslaafd aan een drug die ervoor zorgt dat ze de boel in de fik willen steken, om een kick te krijgen van het zien van de vlammen. Ook binnen de muren zijn de mensen niet altijd veilig. Dieven weten binnen te komen om alles te roven wat ze maar kunnen gebruiken.
Lauren is de dochter van een baptistendominee. Ze wordt gedoopt omdat haar vader dat graag wil. Zelf heeft ze een andere visie: God is Verandering. Ze ontwikkelt haar eigen filosofie en ze beschrijft haar bevindingen in verzen. Lauren overleeft graag en daarom probeert ze zo veel mogelijk te leren over nuttige zaken, zoals het verbouwen van voedsel. Ze neemt altijd deel aan de schietoefeningen die haar vader buiten de muren geeft. En ze besluit om een vluchtpakket te maken dat ze gemakkelijk mee kan nemen, met onder andere een deken, water, houdbaar voedsel, zaden, een zaklamp en een pistool.
Voor de Signal-boekenclub over klassiekers stond dit boek uit 1939 op het programma. Ik zou het uit mezelf niet zo gauw kiezen, maar het is de moeite waard. Het speelt zich af in de Verenigde Staten in de jaren dertig, tijdens de Grote Depressie en de Dust Bowl.
De druiven der gramschap begint met een indringende beschrijving van het platteland, waar de mais smacht naar regen. Mijn favoriete gedeelte gaat over een landschildpad, die langzaam door het landschap kruipt. Dan springt het perspectief naar Tom Joad, die net voorwaardelijk is vrijgekomen uit de gevangenis. Hij had uit zelfverdediging een man doodgeslagen. Nu keert hij terug naar huis door te liften. Het ouderlijk huis is echter verlaten en zwaar beschadigd. Via een man die hij tegenkomt, weet hij dat de hele familie is vertrokken naar een oom iets verderop. Tom is net op tijd om ze terug te kunnen zien, voordat ze de grote reis naar Californië gaan maken.
Als je in Amsterdam met je rug naar het centraal station staat, zie je hotel Victoria, dat rondom twee lagere huizen heen is gebouwd. Thomas Rosenboom vroeg zich af hoe dat zo is gekomen en neemt de lezer mee naar 1888. Het Rijksmuseum is net klaar, net als het Concertgebouw dat midden tussen de weilanden ligt. Vanaf de Prins Hendrikkade kan vioolbouwer Vedder sinds een paar jaar het IJ niet meer zien omdat het nieuwe station ervoor is gebouwd. Hij krijgt een royaal aanbod om zijn huis te verkopen. Maar hij neemt het niet zomaar aan; hij weet dat hij een sterke onderhandelingspositie heeft en vraagt een hogere prijs. Dat doet hij ook namens zijn buurman.
Publieke werken wisselt af tussen twee hoofdpersonen: Walter Vedder en zijn neef Chris Anijs, die apotheker is in Hoogeveen. Naast de klanten uit het stadje komen ook de mensen van het Veld naar hem toe, die werken als turfgravers in het veen. Omdat de plaatselijke huisarts niet omkijkt naar die arme sloebers, ontfermt de apotheker zich over hen.
Sinds kort is er een whatsapp-boekenclub die om klassiekers draait. Het idee is om eens in de twee maanden een gouwe ouwe te kiezen en die op een bepaalde avond te bespreken via de app. Het begint meteen goed met deze dikke Russische klassieker, die voor het eerst verscheen in 1858.
Ilja Iljitsj Oblomov komt de eerste tweehonderd bladzijden amper zijn bed uit. Dat klinkt saai, maar het is geweldig beschreven, tot in detail. Alles in het huishouden van Oblomov is tot stilstand gekomen. Hijzelf ligt veel te slapen. Alleen om wat te eten is hij nog te porren. Huisknecht Zachar zorgt daar nog wel voor, maar van schoonmaken komt niks terecht. Oblomov is eigenaar van een landgoed, dat hij van zijn vader heeft geërfd. Hij zou daar eens goed orde op zaken moeten stellen, maar daar ziet hij zo tegenop dat hij het steeds uitstelt en in de stad blijft. Zelfs het schrijven van een eenvoudige brief lukt hem niet meer.
Pas geleden is voor de derde keer de Grote Vriendelijke 100 gemaakt. Hierin staan de honderd beste jeugdboeken volgens (meestal volwassen) lezers die allemaal hun top-5 inleverden. Momo en de tijdspaarders staat er tot nu toe elke keer in. Het is dit jaar precies vijftig jaar geleden dat het boek voor het eerst gepubliceerd werd in het Duits. Robert Jan van Asch maakte een fijne vertaling naar het Nederlands.
Momo is een bijzonder meisje. Ze woont in haar eentje in een kamertje onder een eeuwenoud amfitheater. Niemand weet waar ze vandaan komt en wie haar ouders zijn. Ze ziet er een beetje vreemd uit in haar veel te grote jas. Maar mensen komen graag naar Momo toe, omdat ze zo goed kan luisteren. Wie zijn verhaal aan haar vertelt, komt zomaar op de creatiefste ideeën. Kinderen spelen graag bij Momo, omdat ze dan nog beter kunnen fantaseren. In het begin van het boek worden een paar van zulke speelfantasieën uitgebreid beschreven. Het kost mij wat moeite om daar geduld voor op te brengen, maar later blijkt het zeker functioneel te zijn voor wat volgt.
Twee Vlaamse zussen wonen samen in hun ouderlijk huis. Hun vader was notaris en hij overleed terwijl beide dochters nog ongehuwd waren. Inmiddels is Georgine 20 jaar en Marie al 30 jaar oud. Verschillende personen uit het dorp zouden wellicht geschikt zijn als huwelijkspartner, waaronder de jonge notaris die hun vader heeft opgevolgd en gebruik mag maken van zijn werkkamer. De overbuurman Luc Hancq trekt echter de meeste aandacht van de dames. Hij komt regelmatig bij ze langs. Zijn huwelijkse staat weerhoudt hem er niet van om oog te hebben voor vrouwelijk schoon.
Virginie Loveling beschrijft dit alles in mooie Vlaamse zinnen van meer dan een eeuw geleden. Een revolverschot wordt haar beste roman genoemd. Het werd voor het eerst uitgegeven in 1911. Annelies Verbeke heeft de spelling gemoderniseerd en een aantal woorden van voetnoten voorzien, waar door het gemakkelijker te lezen is voor wie nu leeft. Het vraagt nog steeds iets meer dan gemiddeld van de lezer, maar ik vind het goed te doen en geniet van de taal. Soms zijn de zinnen wel erg lang of ik begrijp een woord niet helemaal, maar het verloop van het verhaal is prima te volgen.
De sfeer wisselt gedurende het boek. Er is veel drama, maar er zijn ook idyllische stukjes bij, waarin de dorpse natuur wordt beschreven. Dan gaat het bijvoorbeeld over zingende vogels. Het kan letterlijk bedoeld zijn, maar ook symbolisch.
De figuurlijke zon was opgegaan en blonk in goud van morgengloren over het spiegelvlak van Marie’s innerste wezen, er de blauwe hemel en de laatste verdampende nevelwolkjes van twijfel in weerkaatsend.
Na de dood van de vrouw van Luc Hancq hoopt de oudste zus met hem te kunnen trouwen. Tijdens een dromerige scène kust Luc haar en Marie vat hun gesprek zo op dat hij zich met haar wil verloven. Als lezer meen ik echter dat hij dit helemaal niet zo bedoelt. Later bekent Georgine aan Marie dat ze ook op Luc valt en eveneens in de veronderstelling is dat ze zich binnenkort zullen verloven. Voor de zussen is dit een grote ontdekking, terwijl vanaf het begin van het boek al duidelijk is dat ze op dezelfde man vallen. Het heeft grote gevolgen en het verhaal wordt nog spannender dan het al was!
Een revolverschot is een goed boek, dat je meeneemt naar een andere tijd. Het is terecht dat deze klassieker weer onder de aandacht is gebracht.
Luister ook naar de aflevering over dit boek van de podcast Fixdit, over klassiekers van vrouwelijke schrijvers.
De jaren zeventig: ik heb ze zelf niet meegemaakt, maar door oude verhalen heb ik er wel een beeld en gevoel bij. En dan is er koffie verscheen voor het eerst in 1976 en sloeg toen in als een bom. Hannes Meinkema neemt immers geen blad voor de mond en schrijft openlijk over wat geheim wordt gehouden.
Met zeven perspectieven is het in het begin even opletten, maar ik vind het niet moeilijk om te volgen wie wie is: moeder Cora, vader Jacques, dochters Rosa en Arja, zoon Jaap en zijn vriendin Josien. En Douwe, Rosa’s scharrel. Rosa is lerares op een middelbare school. In haar vrije tijd is ze een losbol die veel drinkt en feest. Haar moeder belt regelmatig op en dat stoort Rosa mateloos, vooral als ze haar roes aan het uitslapen is. Ook tussen de andere leden van het gezin klikt het totaal niet.
Een paar jaar geleden had ik een Chinese collega. Zij vertelde me over één van haar lievelingsschrijvers: Eileen Chang. Haar werk is niet in het Nederlands vertaald, maar wel in het Engels. (Dit boek is wel in het Nederlands vertaald! Zie de reacties onder dit artikel.) De bibliotheek in de provincie Utrecht heeft één van haar boeken in de collectie: Half a lifelong romance, dat voor het eerst verscheen in 1948. De vertaling van Karen Kingsbury uit 2014 vind ik erg goed, want het Chinese schijnt erin door, terwijl de zinnen goed lopen.
De roman speelt zich af itijdens de jaren 1930 in Shanghai. Shuhui en Shijun, twee mannen die collega’s en vrienden zijn, ontmoeten Manzhen tijdens de lunch. In de periode die volgt, lunchen ze elke dag met haar samen. Shijun zegt daarbij veel minder dan de andere twee. In stilte wordt hij verliefd op Manzhen. Het duurt even voor hij dat aan haar durft te bekennen en dan gaat het nog in zeer bedekte termen. Maar zij begrijpt het. Hun impliciete manier van communiceren maakt het niet makkelijker, maar ook de omstandigheden zijn niet ideaal.
In de vijftiende eeuw woont Hasse Simonsdochter in Kampen. Hasse wordt met de nek aangekeken, ook door haar eigen familie. Daarom is ze niet graag thuis en brengt haar dagen door in het buitengebied, waar ze leert om op eigen houtje te overleven. Ze bouwt hutten en maakt haar eigen boog met pijlen, om konijntjes mee te schieten. Op een dag hoort ze een paar mannen met een kudde ossen aankomen. Hasse verstopt zich snel, maar wordt ontdekt door de mannen. Ze vallen haar lastig. Hasse slaat en bijt, maar de drie mannen zijn te sterk voor haar. Dan komt er een ruiter voorbijgereden, die haar redt. Daarbij doodt hij per ongeluk één van de mannen.
Thea Beckman schrijft heel beeldend. Haar taalgebruik doet hier en daar ouderwets aan, wat niet verwonderlijk is voor een boek uit 1983. Het past ook wel bij een historische roman. De beschrijvingen vind ik soms te uitgebreid. En ook de historische context is behoorlijk taai. Ik bezoek Wikipedia om wat te lezen over de Hoekse en Kabeljauwse twisten, maar het is een ingewikkeld verhaal, dus ik haak snel af. Maar Hasses verhaal interesseert me wel!
Als kind vond ik het prentenboek Bot en Botje fantastisch. Laatst moest ik er weer aan denken en ik leende het uit de bibliotheek, om er nog eens van te genieten. En het was weer briljant!
Het verhaal gaat over drie geraamtes, die in een donkere kelder wonen en ’s nachts naar buiten gaan. Het begin kon ik me nog herinneren: