De Biesheuvelprijs werd dit jaar gewonnen door een schrijver waar ik nog niet eerder van had gehoord: Maria Vlaar. Zij blijkt wel bekend te zijn in het boekenvak vanwege haar werk als redacteur en journalist. Diepe aarde is haar debuut. Het is een bundel van zeventien korte verhalen. In de meeste daarvan worden herinneringen worden opgehaald aan huiselijke taferelen van gezinnen die inmiddels niet meer bestaan, doordat de leden ervan gescheiden, ouder geworden of dood zijn.
Biesheuvelprijs
De moeder van Ikabod & andere verhalen – Maarten ’t Hart
In 2018 won Maarten ’t Hart de Biesheuvelprijs met zijn verhalenbundel De moeder van Ikabod. Ik had echter net Magdalena gelezen, waarin ’t Hart in herhaling valt en te veel blijft zeuren over wat er allemaal niet klopt aan de bijbel en het christelijk geloof. Daardoor bleven de verhalen in de kast staan. Terwijl ik wachtte op de nieuwe winnaar van de Biesheuvelprijs, las ik ze alsnog.
Halleluja – Annelies Verbeke
Mijn lievelingsverhalen beginnen realistisch, waarna er langzaam iets absurds binnensluipt, zonder dat ik het door heb. Zo doet de verteller me geloven dat het waar is, totdat het verhaal uit is en ik denk: wacht even, kan dit echt? Belcampo beheerst die kunst, maar ook Annelies Verbeke kan het. Eerder las ik haar boek Vissen redden en dat sprak me niet zo aan, maar in Halleluja blinkt ze uit met vijftien korte verhalen.
Gezellige verhalen – Marente de Moor
Dit jaar kreeg Marente de Moor de Biesheuvelprijs voor haar bundel Gezellige verhalen. Eerder las ik haar roman De Nederlandse maagd en die vond ik erg goed. Ook de boeken van haar moeder Margriet kan ik waarderen. Ik keek dan ook erg uit naar deze verhalen. Zouden ze inderdaad gezellig zijn? De bloemen op de voorkant hangen er immers sip bij.
Hier wonen ook mensen – Rob van Essen
Op een zonnige zaterdagmiddag belde mijn buurman bij me aan. Hij zei: ‘Ik heb je hulp nodig. Ik kan het je het beste uitleggen als je even mee naar buiten gaat.’ Buiten stond mijn fiets tegen een boom, met die van de buurman er tegenaan. Ze stonden er zo te zien al een tijdje, want een spin had besloten zijn web te weven tussen onze voorvorken. De buurman was van plan om ergens heen te gaan, maar hij wilde het spinnenweb niet kapot maken. Er zat dus maar één ding op: ik moest meefietsen, met dezelfde snelheid, zodat de spin kon blijven zitten. Ik geloofde er niet in dat we ver zouden komen, maar besloot het toch te proberen. Het ging echter wonderbaarlijk goed: de buurman riep af en toe iets als ‘stoeprand!’ of ‘zometeen naar rechts!’ Na een paar straten ging het helaas toch mis. Verder lezen