Tussen 1457 en 1514 woonde Suster Bertken in een kluis bij de Buurkerk in Utrecht, waar nu museum Speelklok gevestigd is. Berta liet zich inmetselen om zich helemaal te kunnen richten op het gebed. Ze hield daarbij de kloostergetijden aan en volgde van achter een traliewerk de vieringen in de kerk.

Frans Willem Verbaas heeft zich helemaal ingeleefd in hoe het leven van Suster Bertken eruit moet hebben gezien, resulterend in deze roman. Achterin schrijft hij kort iets over de bronnen waaruit hij geput heeft. Veel is er niet bekend, maar met wat fantasie kom je een eind. Zo moet het steenkoud geweest zijn tijdens strenge winters.
Suster Bertken draagt geen schoenen of sokken, maar slechts een geitenharen habijt (kriebels!) en een sluier. Ze gebruikt geen vlees of zuivel en geen bier. De vrouw van de koster kookt bonen en kool voor haar en brengt brood en fruit. Als ze 84 jaar is, wordt de Buurkerk verbouwt en de kluis zal worden verplaatst. Dat ziet de zuster niet zitten. Aan de hand hiervan wordt een spannende verhaallijn ingezet, die wordt afgewisseld met de geschiedenis van Berta’s jonge jaren.
Verder lezen


