Kato zit bij de huisarts, omdat ze zich depressief voelt. Ze moet de hele tijd huilen en ze heeft vaak eetbuien, waarbij ze van alles naar binnen propt, tot ze haast ontploft. De dokter stuurt haar naar een therapiegroep voor mensen met een eetbuistoornis.
Dit klinkt vreselijk en dat is het ook, maar Eline van Wieren gebruikt humor om te zorgen dat het niet alleen maar kommer en kwel is. Ze zet Kato neer als een realistisch mens door de details uit haar leven: kat Frits die tegen Kato aan kruipt, de series die ze kijkt, haar baan in de bibliotheek en de boeken waar ze van houdt. Dat het echt niet goed gaat met Kato, blijkt uit het feit dat het haar niet goed lukt om een boek te lezen.
De vader van Max is overleden toen hij zeven jaar oud was. Dat maakte een erg grote indruk op hem. Hij heeft zijn herinneringen goed weggestopt en werkt hard als hovenier. Zijn zusje Jennie is twee jaar jonger en kan zich juist heel weinig herinneren. Ze wil eindelijk weten wat er destijds precies is gebeurd. Hun moeder leeft nog en woont op Ibiza met haar nieuwe vriend. Die laat haar echter vallen als een baksteen als ze begint te dementeren. Hij zorgt dat ze terugvliegt naar Nederland, waar Max en Jennie zich over haar ontfermen. Ook oom Ed wil helpen, net als twintig jaar geleden. Dat is opvallend, omdat ze in de tussentijd amper contact hebben gehad.
Marthe is met pensioen. Ze heeft veel meer contact met dieren dan met mensen. Op een dag wil ze een langpootmug redden en daarbij valt ze van de trap. Dat wordt haar fataal. De postbode slaat alarm. Agenten gaan het huis binnen en proberen te achterhalen of er nog nabestaanden zijn. De novelle Rimpeling gaat over wat er in de volgende dagen gebeurt, maar de alwetende verteller kijkt ook terug op Marthes leven.
De vogels en de muizen zouden meer kunnen vertellen, maar de mensen die het huis van de overledene betreden hebben geen aandacht voor ze. En al helemaal niet op de manier waarop Marthe ze liefdevol verzorgde. Ze was doktersassistente en na haar pensioen richtte ze zich helemaal op dieren. Een bevriende dierenarts bracht haar gewonde duiven om weer op te lapppen. Bij de teksten in het boek staan tekeningetjes van dieren, vooral insecten. Voor Marthe was elk dier de moeite waard. ‘Ik help je wel,’ zei ze dan.
Het is een dikke pil, deze biografie van twee zussen die leefden tussen 1866 en 1944. Elisabeth Leijnse legt niet uit wat de aanleiding voor dit boek was, niet aan het begin en ook niet aan het einde, behalve dat er veel bronmateriaal is. Ze begint zomaar te vertellen over de ouders van Cécile en Elsa, die van adel waren, maar niet heel rijk. Er komen al snel heel wat namen voorbij.
Cécile en Elsa de Jong van Beek en Donk worden erg beschermd opgevoed. Ze gaan niet naar school, maar krijgen samen thuis les van een juffrouw. Hierbij ligt de nadruk op vreemde talen, waarvan de zusjes er een paar vloeiend leren spreken en schrijven. In het boek staan foto’s uit het familie-archief, wat een beeld geeft van hoe deze mensen eruitzagen en waar ze woonden.
Markering is een IJslandse dystopie, waarin een empathietest centraal staat. Om het vertrouwen in politici terug te krijgen, worden kamerleden voortaan getest op hun empathisch vermogen. Dat gebeurt door te kijken naar hun reactie op filmpjes met diverse mensen met verschillende emoties. In navolging daarvan worden deze testen op steeds meer plekken uitgevoerd. Bedrijven laten hun werknemers testen en ontslaan wie zakt. Er is een centraal register waarin testresultaten worden vastgelegd. Wie de test goed doorstaat, kan zich door inschrijving in dat register laten markeren. Sommige winkels zijn niet meer toegankelijk voor ongemarkeerde mensen. Er zijn zelfs wijken waar alleen gemarkeerde mensen mogen wonen en komen. Binnenkort is er een referendum dat draait om de vraag of de empathietest verplicht zal worden voor de hele bevolking.
Twee Vlaamse zussen wonen samen in hun ouderlijk huis. Hun vader was notaris en hij overleed terwijl beide dochters nog ongehuwd waren. Inmiddels is Georgine 20 jaar en Marie al 30 jaar oud. Verschillende personen uit het dorp zouden wellicht geschikt zijn als huwelijkspartner, waaronder de jonge notaris die hun vader heeft opgevolgd en gebruik mag maken van zijn werkkamer. De overbuurman Luc Hancq trekt echter de meeste aandacht van de dames. Hij komt regelmatig bij ze langs. Zijn huwelijkse staat weerhoudt hem er niet van om oog te hebben voor vrouwelijk schoon.
Virginie Loveling beschrijft dit alles in mooie Vlaamse zinnen van meer dan een eeuw geleden. Een revolverschot wordt haar beste roman genoemd. Het werd voor het eerst uitgegeven in 1911. Annelies Verbeke heeft de spelling gemoderniseerd en een aantal woorden van voetnoten voorzien, waar door het gemakkelijker te lezen is voor wie nu leeft. Het vraagt nog steeds iets meer dan gemiddeld van de lezer, maar ik vind het goed te doen en geniet van de taal. Soms zijn de zinnen wel erg lang of ik begrijp een woord niet helemaal, maar het verloop van het verhaal is prima te volgen.
De sfeer wisselt gedurende het boek. Er is veel drama, maar er zijn ook idyllische stukjes bij, waarin de dorpse natuur wordt beschreven. Dan gaat het bijvoorbeeld over zingende vogels. Het kan letterlijk bedoeld zijn, maar ook symbolisch.
De figuurlijke zon was opgegaan en blonk in goud van morgengloren over het spiegelvlak van Marie’s innerste wezen, er de blauwe hemel en de laatste verdampende nevelwolkjes van twijfel in weerkaatsend.
Na de dood van de vrouw van Luc Hancq hoopt de oudste zus met hem te kunnen trouwen. Tijdens een dromerige scène kust Luc haar en Marie vat hun gesprek zo op dat hij zich met haar wil verloven. Als lezer meen ik echter dat hij dit helemaal niet zo bedoelt. Later bekent Georgine aan Marie dat ze ook op Luc valt en eveneens in de veronderstelling is dat ze zich binnenkort zullen verloven. Voor de zussen is dit een grote ontdekking, terwijl vanaf het begin van het boek al duidelijk is dat ze op dezelfde man vallen. Het heeft grote gevolgen en het verhaal wordt nog spannender dan het al was!
Een revolverschot is een goed boek, dat je meeneemt naar een andere tijd. Het is terecht dat deze klassieker weer onder de aandacht is gebracht.
Luister ook naar de aflevering over dit boek van de podcast Fixdit, over klassiekers van vrouwelijke schrijvers.
De ochtend na zijn trouwdag ontdekt Tomas dat zijn vrouw is verdwenen, terwijl ze op het punt staan om op huwelijksreis te gaan. Na het huis te hebben doorzocht, gaat hij naar buiten om hond Toto uit te laten. Het lijkt wel zondag, zo rustig is het op straat. Bij het buurthuis is het wel een drukte van belang. En daar ontdekt hij wat er aan de hand is…
De helft van de wereldbevolking is meegenomen. En nee, het is niet de opname zoals bijbelvaste evangelische christenen zich voorstellen. Maar de noodzakelijke mensen zijn naar een andere planeet verplaatst, waaronder iedereen onder de veertig jaar. Overgebleven is het uitschot: daklozen, krakkemikkige ouderen, en thrillerschrijver Tomas Boom.
Bonnie is twaalf jaar als ze voor het eerst in een duif verandert. Ze besluit open kaart te spelen en vertelt aan haar ouders wat er is gebeurd. Die willen haar wel serieus nemen, maar in dit geval vinden ze dat wel erg lastig. Ook vriendin Ine krijgt het verhaal te horen. Zij gelooft het wel; dat zegt ze tenminste.
De vriendschap tussen Ine en Bonnie begint in groep acht. Ine komt nieuw in de klas en besluit dat Bonnie haar vriendin wordt. Op de middelbare school verandert dat in het begin.
Ze was met de andere meisjes weggerend, zonder mij. Ik voelde me verraden door mijn nieuwe vriendin, die ik nooit als vriendin had uitgekozen en daarom haatte ik haar. Omdat ze zich aan me had opgedrongen en ik nu al niet meer zonder haar kon.
Ook tijdens haar middelbareschooltijd is Bonnie af en toe een Superduif en in die hoedanigheid voorkomt ze dodelijke ongelukken. Dat gebeurt bijvoorbeeld op de sportdag van school. Aan het einde van de middag breekt er onweer uit. Klasgenoot Sophietje zit op het metalen zwembadtrapje. Een grote duif vliegt voorbij en zorgt dat Sophietje van het trapje af gaat, vlak voordat de bliksem erin slaat. Verder lezen
Jaap Robben schreef al een aantal boeken voor kinderen en twee romans voor volwassenen, waarin de hoofdpersonen kinderen zijn. In zijn derde roman gooit hij het over een andere boeg: de hoofdpersoon is bejaard en net verhuisd naar een aanleunwoning. Frieda kon al langer niet meer goed voor zichzelf zorgen, maar haar man was mantelzorger. Hij is plotseling overleden en dus gaat Frieda na vijftig jaar ergens anders wonen.
Ik vind het erg knap hoe Jaap Robben zich heeft ingeleefd in iemand op leeftijd: hoe het voelt om afhankelijk te worden van anderen, een bril en gehoorapparaatjes nodig te hebben, en hoe het eraan toe gaat in een verzorgingstehuis. Frieda moet erg wennen, maar wil zich niet laten kennen. Alleen als iets echt belangrijk is, vraagt ze het aan haar zoon. Die raakt geïrriteerd, want hij heeft het druk gehad met het regelen van de uitvaart en het leeghalen van het ouderlijk huis. Bovendien is zijn vriendin zwanger. En nog vraagt zijn moeder om meer aandacht.
Op de dag dat Gwen een man doodt met haar bijltje, verandert alles. Tot dan woont ze samen met Mads in het lila huis, diep in de bossen. Andere mensen zijn er niet meer. Mads vertelt weleens over de tijd dat die er nog wel waren. Hij woonde in een dorp met blauwe huizen en Gwen was zijn achterbuurmeisje. Op een dag kwamen de barbaren. Mads wist dat dat zou gebeuren en hij had geprobeerd ervoor te waarschuwen, maar niemand wilde naar hem luisteren. Doordat hij op zijn hoede was, lukte het hem om te vluchten. Toevallig kwam hij Gwen tegen, die toen vier jaar was, en hij had haar gered.
Bast begint met Gwen die de man doodt, waardoor het meteen spannend wordt. Deze scène komt halverwege het boek terug. Eerst springt het verhaal terug in de tijd en wordt het leven van Gwen en Mads beschreven. Alles wat Gwen weet en kan, heeft ze van Mads geleerd, waaronder precies haar doel raken met haar tomahawk. Het jagen op dieren is nodig om te overleven. Gwen kan ook lezen en schrijven, al is er maar één boek in huis: een woordenboek. Ik vind het boeiend om te lezen hoe de twee samen leven. Ze hebben filosofische gesprekken en stukje bij beetje kom je als lezer te weten hoe hun leven was en is.