Elke ochtend staat Alice op als ze de geur van koffie ruikt, die haar man Jules stipt om acht uur zet voor het ontbijt. Deze morgen heeft het gesneeuwd. Als Alice beneden komt zit Jules op de bank. Ze gaat naast hem zitten om naar de sneeuw te kijken. Pas na enkele ogenblikken merkt ze dat haar man niet reageert, ze schudt aan zijn arm, schreeuwt ‘Jules!’ maar het is gebeurd, hij is dood.
Alice besluit om haar zoon nog niet te bellen en ook de dokter niet. Dan zou er immers een heel circus beginnen met een uitvaartondernemer, terwijl ze nog dingen met Jules te bespreken heeft. Dus ze gaat naast hem zitten op de bank en vertelt dingen die ze nog nooit eerder heeft gezegd. Tegelijkertijd maakt ze al plannen om dingen te doen die ze van Jules nooit mocht, zoals in haar leunstoel eten in plaats van aan tafel.
Ze zou er aan moeten wennen dat ze nooit meer zijn mening hoefde te vragen. Ze zou voortaan doen wat ze wilde. Die gedachte stuwde opnieuw de tranen naar haar ogen.
