Milla wandelt in het Thüringer bos, op zoek naar een zogenaamde ‘Lost Place’: een plek die verlaten is, maar waar nog sporen van het verleden te vinden zijn. Er zijn hele groepen mensen die foto’s van zulke plekken op internet zetten. Het mooiste is als je een nog ongerept gebouw vindt, wat nog niemand voor jou heeft gevonden. Nu is het de beurt aan Milla, want onder een berg bladeren en bouwafval vindt ze een luik. Ze knipt het slot open en doet het luik omhoog. Met kloppend hart loopt ze voorzichtig over de trap naar beneden, de kelder in. Daar is dertig jaar lang niemand geweest. Er staan potten jam uit de jaren zeventig en er ligt een hele stapel schoolschriften.
Ik vind het raar dat Milla bang is om de weg kwijt te raken in het bos, omdat ze geen bereik heeft met haar telefoon. Met een gps-apparaat kan je toch gemakkelijk bijhouden waar je bent en waar je hebt gelopen. Ik zet me hier maar overheen, want hoe spannend is het om op zo’n oude kelder te stuiten. Milla gaat op onderzoek uit. Ze ontdekt dat hier vroeger hotel Waldeshöh stond. Het lukt haar om de familie Dressel te vinden, die vroeger in het hotel woonde. Zij moesten gedwongen verhuizen, nadat ze jarenlang in het grensgebied van Oost- en West-Duitsland woonden.
