De vierde roman van Anne Eekhout is gebaseerd op het leven van Mary Shelley, de schrijver van het bekende griezelverhaal Frankenstein. Ze bedacht dat verhaal tijdens de regenachtige zomer van 1816, waarover ik eerder al las in Frankissstein van Jeanette Winterson. Mary is met dichter Shelley en hun babyzoon in Zwitserland, vergezeld door Mary’s zus en twee vrienden die ook schrijven. De poëtische zinnen van Mary passen goed bij dit gezelschap.
Ze voelt hoe de armen van de slaap zich uitvouwen als vleugels, haar strak omwikkelen, beschut, niet akelig, en haar bewustzijn meenemen.
De scènes uit 1816 worden afgewisseld met hoofdstukken die zich in 1812 afspelen. Mary logeert een paar maanden bij een familie in Schotland, waar ze een innige vriendschap ontwikkelt met Isabella. Samen vragen ze zich af wat meneer Booth in zijn schild voert. Deze man van Isabella’s zus heeft een bierbrouwerij, waar hij ook experimenten uitvoert. Tegelijkertijd waarschuwt meneer Booth Mary dat ze niet te innig met Isabella moet worden.
Verder lezen