Nu ik vier jeugdboeken van Anna Woltz heb gelezen, begin ik een rode draad te ontdekken. Het gaat altijd over een hoofdpersoon die een beetje onzeker is, maar vroeg of laat iets spannends gaat doen. Dat speelt zich meestal ’s nachts af, waarbij de ene tiener wordt overgehaald door een ander. Weglopen van huis is een motief, net als verliefd worden. Er is ook altijd een ontmoeting met iemand waarover de hoofdpersoon eerst vooroordelen heeft, die later worden ontmanteld. En het kan even duren, maar er volgt steevast een moment waarop ik ontroerd raak.
De tunnel speelt zich af in 1940. De Tweede Wereldoorlog is uitgebroken en Londen wordt elke nacht gebombardeerd. Mensen zoeken hun toevlucht in schuilkelders, zelfgegraven schuilplaatsen en op de perrons van de ondergrondse. Lang voordat de metro’s stoppen met rijden, verzamelen families zich al om een plekje voor de nacht te veroveren. Daarbij is ook Ella met haar ouders en haar broertje Robbie.
Verder lezen