Ik blader door Dwaallichten en zie de ezelsoren die ik heb gemaakt bij gedichten die me het meest aanspreken. Ze zitten vooral in de eerste helft van het boek. Het is niet makkelijk om citaten te kiezen, want een enkele regel voldoet niet. Het sterke zit vaak juist in een gedicht als geheel. Of alle gedichten uit een hoofdstuk, bijvoorbeeld die bij elkaar horen doordat ze allemaal aan dezelfde persoon B gericht zijn. B is een geliefde waar de ik-persoon indruk op probeert te maken op allerlei manieren:
Ik belde naar huis B
maar niemand nam op
wat logisch was ik woon alleen
het vaste nummer was al jaren opgeheven
maar ik hoopte dat ze het per ongeluk aan jou
hadden gegeven, dat jij op zou nemen en zou zeggen
aan zoveel toevalligheden kan zelfs ik niet meer voorbij
al is het op zich niet gek dat iets met een waarschijnlijkheid van twee
op zeven miljard zich ergens op de wereld voordoet in twee mensenlevens.