Renate Dorrestein is één van mijn favoriete schrijvers. Ik hou van haar originele stijl. Ze schrijft meestal over absurde situaties, die realistisch worden beschreven. Het gaat vaak over mensen met een verstandelijke handicap of een psychiatrische aandoening. De gedachten van deze mensen worden knap weergegeven. Bovendien zit er erg droge humor in haar boeken.
In ‘is er hoop’ werkt Igor bij een sociale werkplaats. Hij woont bij zijn oma, die als toiletjuffrouw werkt. Bij Albert Heijn ontmoet Igor de straatkrantverkoopster Lisa, die vraagt of ze niet bij hem kan komen wonen. Op een dag zijn ze ergens samen bij een speelweide, waar een baby op een kleedje ligt. Ze lijkt onbeheerd achter gelaten en Lisa neemt haar mee. Zo staat Igor ineens met een meisje en een baby bij z’n oma op de stoep . Zij schrikt ervan, maar besluit om niet teveel te vragen en laat hen bij haar in huis wonen. Maar volgens Stanley van de toko is Lisa geen blijvertje. En als lezer vraag je je af: zou de baby ooit terugkomen bij haar ouders?
Dit verhaal wordt zowel vanuit oma als Igor verteld, waardoor de misverstanden tussen hen pijnlijk duidelijk worden. Ze denken allebei: de ander kan niet zonder mij. Ze begrijpen elkaar vaak niet goed en voelen zich allebei eenzaam. Toch is het geen zwaarmoedig boek, want ondanks alles is de liefde tussen oma en kleinzoon sterk.
‘is er hoop’ vormt een tweeluik met ‘Zolang er leven is’, dat gaat over de familie van de baby die wordt ontvoerd door Lisa. De boeken kunnen prima los van elkaar gelezen worden, maar ik vind dit wel een mooie constructie.