Brussel is een beetje zoals West-Berlijn vroeger: een hoofdstad waar vooral Frans wordt gesproken terwijl in de omringende plaatsen het Nederlands de voertaal is. Deze bijzondere stad speelt de hoofdrol in De stad en de tijd. Het boek start ten tijde van de Wereldtentoonstelling in 1958, met het Atomium. In elk hoofdstuk speelt een andere Brusselaar de hoofdrol en ondertussen verstrijkt de tijd. Zo zijn er negen verhalen van elk dertig bladzijden.
Het start met de eigenaar van een parfumzaak. Zijn dochter komt haar grote liefde tegen, een Fransman. Dat is wel even slikken voor de Nederlandstalige familie, maar de man blijkt een uitstekende opvolger voor de parfumerie. De zaak is beroemd vanwege de bijzondere parfums en de eigenaar kan ruiken wat iemand nodig heeft. De dochters kunnen dat niet, maar de schoonzoon wel. Deze parfums duiken nog een paar keer op in andere hoofdstukken. Verder lezen