Op een eiland in Nederlands-Indië woont de oude mevrouw Felicia in de tuin van Kleyntjes. Ze is de vijfde en laatste generatie van haar familie die daar woont. Haar enige zoon is gestorven. Maria Dermoût beschrijft zeer beeldend hoe het daar is: de specerijenbomen, de dieren, de zee met allerlei schelpjes. Ik heb veel gedeeltes traag gelezen. Het is prachtig en de vergane glorie is meteen voelbaar.

Na deze introductie speelt het volgende hoofdstuk zich veel eerder af. Kort wordt verteld hoe Felicia als meisje bij haar grootmoeder op het eiland woonde. Op achtjarige leeftijd vertrok ze met haar ouders naar Holland, om als jonge vrouw weer terug te komen bij haar oma, met haar zoontje maar zonder man. Ze bouwt haar leven op met allerlei handeltjes, waarmee ze goed geld verdient. Iedereen kent haar.
De mensen met Nederlandse wortels hangen nog steeds het christelijk geloof aan, maar kennen inmiddels ook de inlandse gebruiken. Dat wordt extra duidelijk wanneer iemand komt te overlijden en een heidense klaagzang wordt aangeheven over de honderd dingen die met de dode hebben te maken: de naaste mensen en de bezittingen. Hieruit komt ook de titel De tienduizend dingen voort.
Halverwege verspringt het perspectief. Er volgen drie korte verhalen die min of meer raken aan het eiland. De rode draad is dat er telkens iemand op mysterieuze wijze om het leven komt. Eerst is dat een man die op het eiland woont in een huis met een jonge en drie oudere vrouwen. Is hij zomaar in de zee gevallen of is hij geduwd? In elk geval is hij verdronken. In het tweede verhaal gaat het duidelijk om een moord, maar wie heeft het gedaan? Daarna volgt het verhaal van een Schotse professor die het oerwoud in gaat om onderzoek te doen naar bloemen en planten. Door zijn naïviteit wordt hij vermoord door vier mannen met messen. De jonge Javaan die hem begeleidde heeft dit niet kunnen voorkomen.
Tot slot keer het terug naar Felicia die op hoge leeftijd de doden herdenkt op een bepaalde dag in het jaar. Zij komen bij haar langs, als geesten of in haar verbeelding, en ze praat met hen. Haar zoon komt ook weleens langs.
Dit boek, dat voor het eerst werd uitgegeven in 1955, is dus een soort mozaïekroman. Ik vind de gedeeltes over Felicia erg mooi. De andere drie verhalen kosten me wat meer moeite, om te begrijpen over wie het nu precies gaat en wat de verbinding is met Felicia. De melancholische sfeer blijft.
Zij wist wel dat een baai en rotsen en bomen over een branding gebogen een verdriet niet vertroosten – wordt verdriet wel vertroost, of kan men alleen er langzaam aan voorbijkomen?
Dit boek trekt me erg aan. Dank je wel!
LikeGeliked door 1 persoon