Een tijd geleden las ik in dagblad Trouw een indrukwekkend artikel van Falun Ellie Koos, die net was gedebuteerd als romanschrijver. Het gaat over de waarde van kunst, waaronder literatuur. Wat het opvallend maakt is dat deze jonge kunstenaar niet uit een familie komt waar kunst of boeken belangrijk worden gevonden, integendeel. Dat kan ik wel concluderen na het lezen van Rouwdouwers, dat duidelijk autobiografische elementen heeft.
De toon wordt in de eerste regels al gezet: Ada bracht haar kindertijd niet door in een warm, veilig nest. Haar eerste herinnering is aan de geboorte van haar broertje, als ze twee jaar is. Het wordt rauw beschreven. Ada’s ouders zijn dan nog bij elkaar. Ze zijn dan nog maar begin twintig. De herinneringen zijn opgeschreven in de je-vorm, gericht aan het broertje.
De korte hoofdstukken wisselen telkens tussen vroeger en nu. Ik begrijp niet helemaal hoe de huidige situatie is ontstaan, dat wordt pas later verder toegelicht, maar het helpt om de achterflap te lezen. In het heden is Ada in Spanje, nadat ze een tijd bij een vriendin heeft gewoond. Die wilde naar één of andere hippiecommune die niet meer leek te bestaan. Als ze terugkomt, besluit Ada om er juist heen te gaan. Ze zegt tegen haar vriendin dat ze de stilte wil zoeken. Later denkt ze daarover: rust en stilte kan je het beste vinden in het gezelschap van een man die niks van je wil. Dat is precies hoe het is op die afgelegen boerderij in Spanje, waar ze Molina helpt met hout hakken. Hij spreekt een beetje Engels. Maar veel communicatie is niet nodig.

De jeugdherinneringen zijn heftig. Ada’s moeder overleed jong. Daarna gingen ze met z’n drieën in een caravan wonen. De vader wilde zijn kinderen weerbaar maken en dat deed hij door ze hard te behandelen. De broer werd op zijn veertiende uit huis geplaatst. De vader toonde totaal geen begrip voor de ‘zogenaamde problemen’ van zijn zoon. Hij moet gewoon werken voor zijn geld en niet zeuren. Ada en haar vader waren rouwdouwers, harde werkers. Ze ging al jong met hem mee naar zijn werk bij de groendienst.
Tijdens het lezen mis ik iets, misschien een doorgaande lijn. Het is vrij anekdotisch. Bovendien lijkt het allemaal zo hopeloos. Meeleven met een aardige hoofdpersoon is er niet bij. Er wordt geen spanning opgebouwd, al is de sfeer in haar jeugdherinneringen continu gespannen, maar ik word niet erg nieuwsgierig naar hoe het verdergaat. Dat gebeurt wel enigszins tegen het einde, als het gaat over Ada’s broer die ze al zo’n tijd niet meer heeft gezien. Het doet me denken aan het televisieprogramma over de jeugdzorg dat momenteel wordt uitgezonden. Daarin zie je ouders worstelen, maar het wordt lang niet zo heftig als in dit boek en andere boeken. Literatuur is een middel om te laten zien wat er écht leeft bij veel mensen.
Bij een goed geschreven, autobiografisch getint debuut vraag ik me vaak af: en hoe nu verder? Waar zal het volgende boek van Falun Ellie Koos over gaan? Ik ben benieuwd.